Onderzoek naar suikerziekte

Suikerziekte of Diabetes mellitus is een complexe aandoening met als kenmerken een verhoogde bloedsuikerspiegel (hyperglycemie) en uitscheiding van glucose in de urine. Daardoor kan schade ontstaan aan de nieren, het zenuwstelsel en het netvlies. Diabetes verhoogt ook de kans op hart- en vaatziekten. De alvleesklier speelt een rol in het ontstaan van suikerziekte. Bij diabetes onderzoek worden dierproeven toegepast. Het belang van onderzoek zonder dieren (in vitro) met menselijke cellen en stamcellen neemt toe.

Er worden twee vormen onderscheiden: type 1 of insuline-afhankelijke diabetes (circa 10% van alle gevallen) en type 2 of insuline-onafhankelijke diabetes (circa 90%).

Beide vormen van diabetes komen steeds vaker voor. Wereldwijd leden in 1995 circa 135 miljoen mensen aan diabetes, nu zijn het er circa 347 miljoen (WHO).

Oorzaak en onderzoek

Type 1 diabetes is waarschijnlijk een auto-immuunziekte waarbij insuline-producerende cellen in de alvleesklier vernietigd worden door cellen van het immuunsysteem. Type 1 diabetes begint vaak al op jonge leeftijd.

Type 2 diabetes ontstaat als gevolg van stoornissen in de afscheiding van insuline en/of het niet optimaal benutten van de aanwezige insuline weefsels (insuline resistentie). Deze vorm van diabetes ontstaat meestal op latere leeftijd. Het diabetes onderzoek is vooral gericht op:

  • de genetische basis
  • het mechanisme achter virale en toxische triggers
  • mogelijke interventiestrategieën, de pathofysiologie en de behandeling van mogelijke complicaties.

Dierproeven

Verschillende dierproeven spelen binnen alle vraagstellingen een belangrijke rol, ieder met een gevoeligheid voor een specifiek aspect van Type 1 en Type 2 diabetes. Naast verschillende stammen van de rat en de muis worden incidenteel ook (mini)varkens, primaten en vissen (Tilapia) gebruikt.

Alternatieven

Het vertalen van de resultaten van de dierproeven naar de mens blijft een beperkende factor. In vitro onderzoek met (menselijke) cellen zal daarom in belang toenemen, vooral voor fundamentele vraagstellingen. Dat zal vooral om vooronderzoek gaan waarbij uiteindelijke bevestiging met dierproeven nodig is. Het gebruik van stamcellen die kunnen differentiëren naar insuline producerende cellen is in opkomst. Hierdoor zal het beter mogelijk worden fundamentele processen rondom insuline productie in kaart te brengen.