Advies 'genetisch gemodificeerde dieren, deel 2' aangeboden aan minister

Het NCad heeft haar advies 'Genetisch gemodificeerde dieren. Dood of gedood voor gebruik in fok of dierproef' deel 2, Kwaliteitscriteria', aangeboden aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.  Om de kwaliteit van het genereren en fokken van genetisch gemodificeerde dieren in Nederland te bevorderen en alle betrokken partijen bewust te maken van keuzemomenten waar een vermindering van het aantal dieren dat gedood wordt vóór gebruik in fok of dierproef kan worden bereikt heeft het NCad een advies uitgebracht. In dit advies zijn kwaliteits- en efficiëntiecriteria opgesteld die aan een reductie dienen bij te dragen. De criteria bieden tevens een handvat voor het maken van goed beargumenteerde keuzes.

5 adviezen

Het NCad geeft de minister een vijftal adviezen:

  1. Adviseer de CCD om de in bijlage 1 en 2 opgenomen Codes of Practice (CoP) als uitgangspunten in de projectvergunningverlening te nemen. De in bijlage 1 vermelde kwaliteits- en efficiëntiecriteria zullen bijdragen aan het optimaliseren van de gehele keten van het modificeren en fokken van GM-dieren.
  2. Maak het gebruik van zogenaamde ‘centres of excellence voor gentechnologie’ ook wel Gene Technology Platform (GTP) te noemen, onderdeel van zowel de planning als het genereren van GM-lijnen. Binnen een GTP is de kennis aanwezig om te adviseren over de beste manier om een bepaald GM-diermodel te maken en de competentie en infrastructuur om het GM-diermodel vervolgens zo efficiënt mogelijk te genereren. De onderzoeker dient te beschikken over of tenminste toegang te hebben tot een dergelijke GTP.
  3. Laat de Gene Technology Platforms (GTP) zorgen voor een overzicht van beschikbare GM-lijnen. Dit vereist nauwe samenwerking en openheid tussen de verschillende onderzoekinstituten. Het initiatief hiervoor zou genomen moeten worden door de GTPs samen met de proefdierfaciliteiten.
  4. Beleg de fokcoördinatie bij de proefdierfaciliteit en zorg ervoor dat de verantwoordelijkheid en zorg voor toegang tot de juiste expertise en faciliteiten binnen deze taak belegd is. Tevens is de strategie voor cryopreservatie en rederivatie integraal onderdeel van de fokcoördinatie. De keuzes ver de te volgen fokstrategie en de uitvoering dienen in nauw overleg met de verantwoordelijk onderzoeker en de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) te worden gemaakt.
  5. Entameer een maatschappelijke dialoog vergelijkbaar met het Nanopodium, over de toepassingsmogelijkheden van ‘gene-editing’. De ontwikkelingen omtrent genetische modificaties liggen maatschappelijk namelijk gevoelig omdat het onder andere mogelijk is ook in andere diersoorten dan in muizen genetische modificaties aan te brengen.